LJN: AU1912,Notariskamer Gerechtshof Amsterdam , 519/2005
LJN: AU1912,Notariskamer Gerechtshof Amsterdam , 519/2005
Datum uitspraak: 25-08-2005
Datum publicatie: 01-09-2005
Rechtsgebied: Civiel overig
Soort procedure: Hoger beroep
Inhoudsindicatie: Afdracht van overdrachtsbelasting door de notaris.
Uitspraak
GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
TWEEDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
BIJ VERVROEGING
Beslissing van 25 augustus 2005 in de zaak onder rekestnummer 519/2005 NOT van:
BUREAU FINANCIEEL TOEZICHT,
gevestigd te Utrecht,
APPELLANT,
gemachtigde: drs. A.E.R. Blok RA.
t e g e n
[geintimeerde],
notaris te [plaats],
GEÏNTIMEERDE.
gemachtigde: mr. R.A. Korver.
1. Het geding in hoger beroep
- Ter griffie van het hof alhier is op 21 maart 2005 ingekomen een verzoekschrift van de zijde van appellant, verder te noemen klager, waarbij namens hem tijdig hoger beroep is ingesteld tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing van de kamer van toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te Amsterdam, verder te noemen de kamer, van 25 februari 2005, waarbij zijn klacht tegen geïntimeerde, verder te noemen de notaris, deels gegrond is verklaard onder oplegging van de maatregel van waarschuwing aan de notaris en voor het overige ongegrond is verklaard.
- Van de zijde van de notaris is op 26 mei 2005 een verweerschrift ter griffie van het hof ingekomen.
- De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 14 juli 2005. Verschenen zijn de gemachtigde van klager alsmede de notaris en zijn gemachtigde. Allen hebben het woord gevoerd, de gemachtigden aan de hand van hun pleitnotities.
2. De stukken van het geding
- Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie alsmede van de hiervoor genoemde stukken.
3. De feiten
Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld, zodat ook het hof van die feiten uitgaat.
4. Het standpunt van klager
- Klager verwijt de notaris dat hij ondanks zijn toezegging daartoe de afspraken met de heer H. [naam], verder te noemen: MC, niet tijdig heeft vastgelegd in een samenwerkingsovereenkomst.
- Voorts verwijt klager de notaris dat hij bewust de afdracht inzake de overdrachtsbelasting gemiddeld pas na enige maanden heeft overgemaakt en dat gedurende een periode van enkele jaren.
5. Het standpunt van de notaris
- De notaris betwist de stellingen van klager gedeeltelijk en hij verweert zich als volgt. De notaris heeft beaamd dat de samenwerkingsovereenkomst tussen MC en hem aan de late kant naar de kamer is gezonden. Dit was het gevolg van een meningsverschil tussen MC en de notaris met betrekking tot de in de samenwerkingsovereenkomst op te nemen geschillenregeling.
- De notaris heeft voorts betoogd dat hij al jaren op dezelfde wijze de overdrachtsbelasting afdraagt. Klager heeft zich hierover nimmer uitgelaten. De notaris heeft tevens betoogd dat hij in de veronderstelling verkeerde dat zijn wijze van afdracht door de beugel kon, aangezien een deurwaarder van de belastingdienst de notaris een compliment had gemaakt met betrekking tot zijn wijze van afdracht.
6. De ontvankelijkheid van klager in het hoger beroep en in zijn klacht
- Van de zijde van de notaris is betoogd dat de gemachtigde van klager niet namens klager zou kunnen optreden omdat dit voorbehouden zou zijn aan de voorzitter van klager ingevolge artikel 99 Wet op het notarisambt (Wna) terwijl zowel de klacht als het beroepschrift is ondertekend door de sectordirecteur Financieel Toezicht van het Bureau Financieel Toezicht (BFT).Voorts heeft de notaris aangevoerd dat klager met het indienen van zijn klacht zijn bevoegdheid heeft overschreden omdat het ingevolge artikel 110, eerste en tweede lid, Wna niet tot de taak van klager behoort toezicht te houden op de naleving van fiscale wettelijke regels.
- Artikel 110, zesde lid, Wna bepaalt dat de voorzitter van het BFT het Bureau in en buiten rechte vertegenwoordigt. Ter zitting is door de gemachtigde van klager – onweersproken – gesteld dat de gemachtigde in zijn hoedanigheid van sectordirecteur Financieel Toezicht beschikt over een volmacht om namens de voorzitter van het BFT in klachtprocedures op te treden. Het betoog van de notaris faalt derhalve.
- De bevoegdheid van klager om klachten in te dienen berust niet op artikel 99 maar op artikel 112, derde lid, Wna. Deze bepaling houdt in dat het Bureau Financieel Toezicht (BFT) indien het bij de uitoefening van het toezicht van feiten of omstandigheden blijkt die naar zijn oordeel grond opleveren tot het opleggen van een tuchtmaatregel, zijn bevindingen, desgeraden in de vorm van een klacht, ter kennis van de voorzitter van de kamer van toezicht brengt. De in de klacht omschreven feiten en omstandigheden zijn het BFT gebleken tijdens het uitoefenen van het in artikel 110, eerste lid, Wna omschreven toezicht. Anders dan de notaris betoogt is van overschrijding van bevoegdheid derhalve geen sprake.Uit het hiervoor overwogene volgt dat het door het BFT ingestelde hoger beroep ontvankelijk is. Ook de klacht is ontvankelijk.
7. De beoordeling
- Met de kamer is het hof van oordeel dat de notaris te lang gewacht heeft met het formaliseren van de samenwerkingsovereenkomst tussen MC en hemzelf. Pas op 16 augustus 2004 is de overeenkomst op schrift gesteld, terwijl de toezegging van de notaris om zulks te doen dateert van april 2003. Daaraan doet niet af dat de notaris al eerder een huurovereenkomst tussen hem en MC had opgesteld. Dit klachtonderdeel is gegrond.
- Het hof deelt echter het standpunt van de kamer inzake de afdracht van de overdrachtsbelasting niet. Het verweer van de notaris dat hij nooit door enige instantie is aangesproken op de reeds 18 jaar door hem gevolgde praktijk inzake de afdracht van overdrachtsbelasting, gaat naar het oordeel van het hof niet op nu het bestuur van de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie in september 2003 per brief haar leden dringend heeft verzocht de verschuldigde overdrachtsbelasting tijdig af te dragen. In deze brief is gewaarschuwd voor een klacht van de belastingdienst bij de kamer van toezicht ingeval van overtreding van de afdrachtverplichting.Het hof is verder van oordeel dat de notaris met betrekking tot de termijn van afdracht van de overdrachtsbelasting een eigen verantwoordelijkheid heeft en dat hij niet mag afgaan op hetgeen een deurwaarder van de belastingdienst zou hebben gezegd.Het hof acht het voorts voldoende aannemelijk dat de notaris niet schriftelijk heeft gereageerd op de conceptrapportage die door klager aan de notaris in augustus 2004 is gezonden met de vermelding van dat het te laat afdragen van de overdrachtsbelasting leidt tot het indienen van een klacht door klager bij de kamer.Dit klachtonderdeel is gegrond voor zover het betreft zijn handelen sedert september 2003.
- Het bovenvermelde is redengevend voor het oordeel dat de notaris in voege als voormeld bij het uitoefenen van zijn werkzaamheden onzorgvuldig heeft gehandeld en dat deze tekortkoming dusdanig verwijtbaar is dat een maatregel op zijn plaats is. Het hof zal de beslissing van de kamer voor zover deze de klacht ongegrond heeft verklaard, vernietigen en dit klachtonderdeel gegrond verklaren. Het hof acht echter geen termen aanwezig om een zwaardere maatregel aan de notaris op te leggen dan door de kamer opgelegd.
- Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht kan als in het voorgaande reeds behandeld dan wel als in deze procedure niet ter zake dienend, buiten beschouwing blijven.
- Het vorenoverwogene leidt mitsdien tot de volgende beslissing.
8. De beslissing
Het hof:
– vernietigt de beslissing van de kamer van 25 februari 2005 voor wat betreft het klachtonderdeel met betrekking tot de af te dragen overdrachtsbelasting, en opnieuw rechtdoende:
– verklaart het onderdeel van de klacht zoals genoemd onder 7.3. gegrond;
– verwerpt het beroep voor het overige.
Deze beslissing is gegeven door mrs. N.A.M. Schipper, P.J.N. van Os en F.A.A. Duynstee in het openbaar uitgesproken op donderdag 25 augustus 2005.
KAMER VAN TOEZICHT OVER DE NOTARISSEN EN KANDIDAAT-NOTARISSEN
TE AMSTERDAM
Beslissing van 25 februari 2005 op de klacht nummer K 37/04 van:
Bureau Financieel Toezicht,
gevestigd te Utrecht,
gemachtigde drs. A.E.R. Blok RA,
tegen:
mr. [X],
notaris te [plaats],
raadsman mr. R.A. Korver.
Het verloop van de procedure
De kamer is uitgegaan van de volgende stukken:
– klachtbrief van 16 september 2004;
– antwoordbrief met bijlagen van 12 oktober 2004;
– repliek van 24 november 2004;
– dupliek van 6 december 2004.
Bij de behandeling van de klacht op 28 januari 2005 zijn zowel drs. Blok als de notaris, vergezeld van zijn raadsman, verschenen. Zowel de notaris en zijn raadsman als de heer Blok hebben het woord gevoerd. Uitspraak is bepaald op 25 februari 2005.
De klacht
- Op 3 oktober 2003 heeft de kamer uitspraak gedaan in de klachtzaak K 26/03. De in dezezaak ambtshalve ingediende klacht betrof de samenwerking van de notaris met de heer [naam]. De kamer heeft geoordeeld dat de wijze van samenwerken met [naam] in strijd was met artikel 12 lid 2 van de verordening beroeps- en gedragsregels, mede omdat er geen sprake was van vastomlijnde en geformaliseerde afspraken betreffende deze samenwerking. Gezien de toezegging van de notaris om op korte termijn de samenwerking met [naam] aan te passen aan wettelijke bepalingen heeft de kamer destijds geen maatregel opgelegd. Uit onderzoek van het Bureau Financieel Toezicht, hierna het BFT, is gebleken dat de inhoudelijke samenwerking met [naam] medio 2004 nog niet was geformaliseerd.
- De notaris heeft de afgelopen jaren bewust de af te dragen overdrachtsbelasting gemiddeld pas na enige maanden overgemaakt. De notaris heeft hiermee de brief van de voorzitter van de KNB om de overdrachtsbelasting tijdig af te dragen naast zich neer gelegd.Het verweerDe notaris beaamt dat de samenwerkingsovereenkomst tussen hemzelf en [naam] wat aan de late kant aan de kamer is toegezonden. De vertraging had te maken met het feit dat, in afwijking van een eerder opgesteld memo waarop de samenwerkings-overeenkomst is gebaseerd, de voormalige huisaccountant van de notaris uit de geschillen-regeling diende te worden verwijderd.De notaris draagt al jaren op dezelfde wijze overdrachtsbelasting af. Het BFT heeft er totdusver nooit een punt van gemaakt. De boekhouder van de notaris heeft inmiddels de betalingstermijnen – voorzover mogelijk, gelet op het feit dat de overzichten van de Belastingdienst soms lang op zich laten wachten – aangepast. De deurwaarder van de Belastingdienst heeft de notaris overigens een compliment gemaakt met betrekking tot de wijze van afdracht en de overzichtelijkheid van zijn administratie.
De notaris kan zich niet aan de indruk onttrekken dat het BFT spijkers op laag water zoekt om het blazoen van de laatst overgebleven notaris van het kantoor van [Z] te schenden, terwijl de notaris er juist alles aan heeft gedaan om de problemen die dit kantoor met zich heeft gebracht zo goed mogelijk op te lossen.
De beoordeling
In april 2003 heeft de notaris aan de kamer toegezegd dat hij de samenwerking met [naam] spoedig zou formaliseren. De schriftelijke samenwerkings-overeenkomst dateert van 16 augustus 2004, meer dan een jaar later. Deze formalisering kan niet als spoedig worden aangemerkt. Dit klachtonderdeel is derhalve gegrond.
De notaris heeft jarenlang de overdrachtsbelasting te laat overgemaakt. Daarmee heeft de
notaris onjuist gehandeld, maar nu hij hierop door het BFT nog niet eerder is gewezen, rechtvaardigt dit onjuiste handelen (nog) geen klacht. Dit klachtonderdeel is ongegrond.
Het eerste klachtonderdeel is eerder voorwerp van geschil geweest, waarbij de kamer in
haar uitspraak van 3 oktober 2003 heeft afgezien van het opleggen van een maatregel, mede gezien de toezegging van de notaris om de samenwerkingsvorm met [naam] spoedig aan te passen aan de wettelijke bepalingen. Het feit dat de formalisering meer dan een jaar op zich heeft laten wachten acht de kamer dermate ernstig dat zij de maatregel van waarschuwing op haar plaats acht.
Dit leidt tot de volgende beslissing.
Beslissing
De kamer van toezicht:
– verklaart de klacht met betrekking tot het klachtonderdeel onder 1.1 gegrond;
– verklaart de klacht voor het overige ongegrond;
– legt de notaris de tuchtrechtelijke maatregel van waarschuwing op.
Deze beslissing is gegeven door mrs. C.M.T. Eradus, voorzitter, C.P. Boodt, S.G Ellerbroek, A.J.H.M. Janssen en S.J.J. Wiersema, leden, in tegenwoordigheid van mr. E. van Bennekom, secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 25 februari 2005.