JN: BA2993, Gerechtshof Amsterdam , 06/01403
JN: BA2993, Gerechtshof Amsterdam , 06/01403
Datum uitspraak: 15-12-2006
Datum publicatie: 20-04-2007
Rechtsgebied: Civiel overig
Soort procedure: Hoger beroep
Inhoudsindicatie: Schuldsanering. Niet aannemen dat bijstandsgerechtigde van 63 geen inkomsten meer kan genereren, ondanks ontheffing van sollicitatieplicht door Sociale Dienst. Arbeidsongeschiktheid is gesteld noch gebleken.
Uitspraak
GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
TWEEDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
ARREST van 15 december 2006 in de zaak met rekestnummer 06/01403 van:
[Schuldenaar],
wonende [adres en woonplaats],
APPELLANT,
procureur: mr. R.A. Korver.
1. Het geding in hoger beroep
- Appellant – [schuldenaar] – is bij per fax op 13 september 2006 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift in hoger beroep gekomen van het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 6 september 2006 met insolventienummer 05/565-R, waarbij de voordracht tot beëindiging van de toepassing van de schuldsaneringsregeling op de voet van artikel 352 lid 2 juncto 354 lid 3 van de Faillissementswet (Fw) is afgewezen.
- Het hoger beroep is behandeld op de terechtzittingen van 24 november 2006 en 1 december 2006. Op 24 november 2006 en 1 december 2006 is [schuldenaar], bijgestaan door mr. R.A. Korver, advocaat te Amsterdam, alsmede de bewindvoerder S.J.S. Sterk verschenen. Op 1 december 2006 is de belanghebbende [belanghebbende] verschenen.
2. De gronden van de beslissing
- De rechtbank heeft de voordracht tot beëindiging afgewezen en heeft hiertoe – kort weergegeven – het volgende overwogen.Nu niet is komen vast te staan dat de schuldenaar niet dient te worden gehouden aan de inspanningsverplichting, dient de schuldenaar zich gedurende de resterende looptijd van de schuldsaneringsregeling in te spannen tot het vinden van betaalde arbeid totdat de pensioengerechtigde leeftijd is bereikt. Derhalve bestaat geen aanleiding de schuldsaneringsregeling thans te beëindigen.
- Ten behoeve van de behandeling van het hoger beroep heeft de bewindvoerder een verslag met bijlagen 12 oktober 2006 aan het hof doen toekomen. Bij brief van 24 november 2006 heeft de bewindvoerder nadere producties aan het hof overgelegd.
- In hoger beroep is het volgende gebleken.
- [Schuldenaar] is een alleenstaande man van 63 jaar oud. Hij ontvangt thans een bijstandsuitkering.De schuldsaneringsregeling is ten aanzien van [schuldenaar] op 8 juli 2005 van toepassing verklaard. De totale schuldenlast bedroeg volgens de verklaring ex artikel 285 lid 1 onder e van de Faillissementswet (Fw) op 15 maart 2005 € 80.747,32.
- [Schuldenaar] heeft het hof verzocht de op hem van toepassing zijnde schuldsaneringsregeling met toekenning van een “schone lei” te beëindigen.
- Hij heeft hiertoe aangevoerd dat het hem wegens gezondheidsklachten niet meer mogelijk is zijn beroep als binnenhuisarchitect uit te oefenen. Hij ontvangt sinds 8 juli 2005 een bijstandsuitkering. Gelet op zijn positie op de arbeidsmarkt is [schuldenaar] in november 2005 door de Sociale Dienst ontheven van zijn sollicitatieverplichting, welke ontheffing geldt totdat hij de leeftijd van 65 jaar heeft bereikt.Desondanks heeft hij zich uit hoofde van de schuldsaneringsregeling ingespannen om ander passend werk te vinden teneinde ten behoeve van zijn schuldeisers extra inkomsten te verwerven, hetgeen niet is gelukt. [Schuldenaar] heeft aangevoerd dat het regime van de schuldsaneringsregeling hem – mede gelet op zijn gezondheidsklachten – zeer zwaar valt.Nu het bedrag dat hij thans aan de boedel kan afdragen te gering is om de schuldeisers te voldoen en dat er ook in de toekomst geen enkel uitzicht bestaat op een vermeerdering van de aflossingscapaciteit, worden de schuldeisers niet benadeeld indien [schuldenaar] vervroegd de “schone lei” wordt verleend. [Schuldenaar] heeft voorts betwist dat hij als binnenhuisarchitect voor een derde betaalde werkzaamheden heeft verricht en dat hij deze inkomsten tegenover de bewindvoerder heeft verzwegen, zoals de belanghebbende [belanghebbende] in hoger beroep heeft gesteld. Uit de aan het hof overgelegde schriftelijke verklaring van [derde] blijkt dat er slechts bij wijze van vriendendienst over en weer ideeën zijn uitgewisseld over de inrichting van de woning van [derde].
- De bewindvoerder heeft zich op het standpunt gesteld dat het verzoek van [schuldenaar] moet worden toegewezen. De bewindvoerder heeft hiertoe aangevoerd dat [schuldenaar] zich – ondanks de door de Sociale Dienst verleende ontheffing van de sollicitatieplicht – in het kader van de schuldsaneringsregeling naar behoren heeft ingespannen betaalde arbeid te verwerven. Gezien zijn leeftijd en kansloze positie op de arbeidsmarkt valt echter redelijkerwijs niet te verwachten dat [schuldenaar] in de resterende looptijd van de schuldsaneringsregeling enige aflossingscapaciteit ten behoeve van de schuldeisers zal kunnen behalen. Ook is er geen uitzicht op andere inkomsten.Onder deze omstandigheden acht de bewindvoerder voortzetting van de schuldsaneringsregeling zinloos en slechts kostenverhogend.De bewindvoerder heeft voorts aangevoerd dat hem uit onderzoek naar de beweringen van de belanghebbende [belanghebbende] niet is gebleken dat [schuldenaar] als binnenarchitect voor een derde betaalde werkzaamheden heeft verricht. Nu [schuldenaar] ook aan zijn overige verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling heeft voldaan, dient hem – vervroegd – de “schone lei” te worden toegekend.
- Het hof is van oordeel dat onvoldoende vast is komen te staan dat [schuldenaar] zijn schuldeisers heeft benadeeld op de wijze zoals door [belanghebbende] in hoger beroep is gesteld. Diens beweringen worden door [schuldenaar] betwist en worden voorts ontkracht door een aan het hof overgelegde schriftelijke verklaring van een derde, inhoudende de mededeling dat geen sprake is geweest van een opdracht waarvoor [schuldenaar] betalingen heeft ontvangen.Bij de beoordeling van het verzoek de schuldsaneringsregeling ten aanzien van [schuldenaar] vervroegd te beëindigen stelt het hof voorop dat uit de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen (WSNP) op de schuldenaar rustende verplichtingen voortvloeien, die hun grond vinden in de doelstelling van die wet. Deze doelstelling komt erop neer dat natuurlijke personen die in een uitzichtloze financiële positie zijn gekomen de kans moet worden geboden weer met een schone lei verder te kunnen gaan. Daar staat echter tegenover dat van de schuldenaar een actieve medewerking aan een doeltreffende uitvoering van de schuldsaneringsregeling wordt gevergd. Deze actieve medewerking houdt onder meer in dat op de schuldenaar een inspanningsverplichting rust om ten behoeve van de schuldeisers zoveel mogelijk inkomen te verwerven.[Schuldenaar]heeft aangevoerd dat het hem als gevolg van zijn leeftijd en zijn medische problemen niet meer mogelijk is betaalde arbeid te verrichten.
Volgens [schuldenaar] ziet hij evenmin kans om gedurende de schuldsaneringsregeling op andere wijze extra inkomsten ten behoeve van zijn schuldeisers te verwerven. Ook de bewindvoerder heeft zich op het standpunt gesteld dat onder deze omstandigheden voortzetting van de schuldsaneringsregeling geen enkel doel meer dient.
Het hof is echter van oordeel dat het verzoek tot vervroegde beëindiging met toekenning van een “schone lei” dient te worden afgewezen. Anders dan [schuldenaar] – en ook de bewindvoerder – meent, kan niet reeds thans met zekerheid worden aangenomen dat [schuldenaar] gedurende de resterende looptijd van de schuldsaneringsregeling niet in staat zal zijn ten behoeve van de schuldeisers extra inkomsten te genereren. Het enkele feit dat [schuldenaar] door de Sociale Dienst is ontheven van zijn sollicitatieverplichting maakt dit niet anders. Ook het feit dat [schuldenaar] onbemiddelbaar wordt geacht door de Sociale Dienst leidt niet tot een ander oordeel. Bovendien is niet gesteld of gebleken dat sprake is van arbeidsongeschiktheid bij [schuldenaar]. Derhalve dient [schuldenaar] zich gedurende de resterende looptijd van de schuldsaneringsregeling in te spannen tot het vinden van betaalde arbeid totdat de pensioengerechtigde leeftijd is bereikt. Nu het hof ook in de overige (persoonlijke) omstandigheden geen aanleiding vindt om de schuldsaneringsregeling thans te beëindigen op de wijze als verzocht, zal het de beslissing van de rechtbank bekrachtigen.
Een en ander leidt tot de volgende beslissing.
3. De beslissing
Het hof:
– bekrachtigt de uitspraak waarvan beroep;
Dit arrest is gewezen door mrs. A.D.R.M. Boumans, M.W.E. Koopmann en J.E. Molenaar en uitgesproken ter openbare terechtzitting van het hof van 15 december 2006 in tegenwoordigheid van de griffier.
Van dit arrest kan gedurende acht dagen na die van de uitspraak beroep in cassatie worden ingesteld door middel van het indienen van een verzoekschrift ter griffie van de Hoge Raad.